SMALL BANG Poem by Cees Nooteboom

SMALL BANG

Het gedicht hoorde hoe het werd geschreven,
het zag de reusachtige hand
waaruit het leek te ontstaan, woord voor woord,
het hield zichzelf nauwelijks bij.


Bij, zag het geschreven, en als echo
zei het zichzelf, bij, bij, maar toen
was de hand alweer verder, gejaagd
door de zweep van het krassen,
het heimwee naar vorm.
Het doet pijn om niet af te zijn


voor wie nergens vandaan komt.
Zonder lucht liggen de woorden op tafel,
de hand is verdwenen, komt terug, is verdwenen,
het gedicht herinnert zich niets,


en het hoofd, zo ver daarboven,
nog steeds als niets anders herkenbaar
dan als masker van baaierd en oorsprong,
wendt zich af van de regels,


het zegt in zijn adem
de cadens van het denken
en sluit het gedicht
met een zucht.

COMMENTS OF THE POEM
READ THIS POEM IN OTHER LANGUAGES
Close
Error Success